Over een uithuisplaatsing zonder machtiging van de rechter.
Over een uithuisplaatsing zonder machtiging van de rechter.
31 oktober 2022
Op 14 september 2022 deed de rechtbank Breda een uitspraak in een zaak die zonder overdrijving schokkend genoemd kan worden (ECLI:NL:RBZWB:2022:6155). De uitspraak verdient deze kwalificatie vanwege het eigenmachtige optreden van de gezinsvoogdij instelling (GI), alsmede de verstrekkende gevolgen voor het kind in kwestie.
In chronologische volgorde lijkt er het volgende te zijn gebeurd;
Er is sprake van een moeizame scheiding en er loopt een OTS. In juni 2020 is het kind bij de vader gaan wonen. Vader stelt dat het kind bij hem is achtergelaten door moeder waarna zij acht maanden uit contact bleef. Uit de inbreng van de Raad voor de Kinderbescherming lijkt ook opgemaakt te kunnen worden (helemaal duidelijk is dit niet) dat het langdurig gebrek aan contact tussen kind en moeder aan moeder ligt. Het hoofdverblijf van het kind werd in februari 2021 bij vader bepaald.
In mei 2022 wordt er een persoonlijkheidsonderzoek gedaan bij het kind. Hieruit blijkt dat het kind veel structuur nodig heeft, met name dat het kind ’s ochtends vanuit de thuissituatie kan opstarten in plaats vanaf de voorschoolse opvang. Moeder past haar werktijden aan maar er is niet met vader besproken, zo lijkt het, of hij zijn werktijden meer af zou kunnen stemmen op het kind, zodat het niet meer naar de voorschoolse opvang hoeft te gaan.
De eerste drie weken van de zomervakantie is het kind bij vader. Daarna gaat het kind voor vakantie naar moeder. Dan besluit de GI dat het beter is als het kind bij moeder gaat wonen, door welke beslissing vader overvallen wordt. Vader stemt niet in met de wijziging van het hoofdverblijf, maar met het kind wordt desondanks al besproken dat het voortaan bij moeder zal wonen. Vanwege het gebrek aan instemming van vader vraagt de GI een spoedmachtiging uithuisplaatsing bij moeder. Bij een spoedmachtiging worden ouders niet gehoord en neemt de rechter een beslissing op basis van een telefoongesprek met de GI. De zaak komt dan binnen twee weken op zitting om ouders alsnog te horen. De rechtbank verleent de spoedmachtiging en bepaalt dat de zaak behandeld wordt op 13 september. Op 13 september blijkt dat de GI nog een stap heeft gezet; het kind heeft inmiddels ook afscheid genomen op zijn oude school en is door de GI op een andere school gezet.
De rechter wijst erop dat aan een wijziging van het hoofdverblijf van een kind altijd een rechterlijke beslissing ten grondslag moet liggen als ouders het hier samen niet over eens zijn. Anders gezegd; de GI heeft voor eigen rechter gespeeld door het kind mede te delen dat het bij moeder zal gaan wonen en een andere school te regelen. Het kind moet terug naar vader en terug naar de oude school, want er wordt niet voldaan aan de zware eisen die gesteld worden aan een uithuisplaatsing. Een juiste beslissing uiteraard, maar je vraagt je ernstig af welke impact dit heen- en weer schuiven tussen ouders en scholen heeft op een kind dat het toch al moeilijk heeft. De manier waarop met vader is omgegaan tart ook iedere verbeelding.